Hoe herken je gezonde reptielen
Het houden en kweken van reptielen is voor iedereen mogelijk, mits je goed voorbereid bent over de juiste huisvesting en verzorging. Daarnaast moet je wel beginnen met gezonde dieren.
Waar moet je op letten
De groep van reptielen en amfibieën bestaat uit een groot aantal verschillende soorten met een hele grote diversiteit. Het is nagenoeg onmogelijk om voor alle reptielen een gemeenschappelijk kenmerk op te noemen, waaraan je kunt aflezen of een dier gezond is.
Het is belangrijk dat de dieren zich gedragen zoals past bij de soort. Uiteraard is hier een grote soortenkennis voor nodig, maar via diverse verenigingen of op het internet moet het mogelijk zijn om te informeren naar gedrag van een betreffende soort bij andere liefhebbers.
In eerste instantie letten we op de houding. De dieren moeten attent zijn en een houding aannemen die bij hen past. Zo willen we een boompython graag opgerold op een tak zien hangen en niet op de grond. Een boomkikker zien we het liefst tegen een blad of tegen het glas ‘geplakt’ en een zandboa moet lekker weggekropen zijn, in het zand.
We willen graag dat deze dieren ook eten. Nu is het zo dat er dieren kunnen zijn die een bepaalde periode in hun leven vasten zonder dat ze ziek zijn. Als een slang drachtig is eten ze bijvoorbeeld vaak niet gedurende een bepaalde periode. Een reptiel in winterslaap zal ook niet eten. Vaak eten reptielen ook niet als ze moeten vervellen. Maar als je verwacht van een dier dat het zou moeten eten dan is het weigeren van voedsel misschien een symptoom van ziekte of een onjuiste verzorging.
We beoordelen de voedingstoestand het beste aan de bespiering op de rug en staartbasis. Bij hagedissen horen de bekkenbeenderen (boven de achterpoten) niet uit te steken en de staartbasis hoort mooi rond te zijn. Hetzelfde geldt voor amfibieën, ook daar let je op de bekkenbeentjes en indien aanwezig op de staart. Bij slangen horen de rugspieren de wervels als het ware in te pakken. Meestal zijn bij goed gevoede dieren de ruggenwervels bovenop de slang niet goed te voelen. Bij schildpadden is het lastiger. Daar let je voornamelijk op het gewicht (een schildpad moet aanvoelen als een ‘gevulde doos’ of een ‘baksteen’) en op de bespiering van de poten. De dikte van de buik zegt eigenlijk maar weinig over de voedingstoestand en kan erg misleidend zijn.
Als je een dier wat nader bekijkt moet je zien dat de huid er ongeschonden uit ziet. Oude vervellingsresten, natte wonden of vervormde en verkleurde schubranden kunnen een teken van ziekten zijn. Zeer alert moet je zijn op rode verkleuringen, kleine rode puntjes of verspreide bloeduitstortingen. Dit kan een symptoom van een ernstige ziekte zijn. Er mogen ook geen parasieten te zien zijn zoals teken of bloedmijten. De laatste zijn kleine donkerrode tot zwarte bolletjes die zich graag verstoppen onder schubben bij reptielen.
Bij reptielen of amfibieën met poten kun je het beste de poten links en rechts vergelijken en deze moeten hetzelfde zijn van vorm en op een vergelijkbare manier bewegen. De ogen moeten open en helder zijn, links en rechts gelijk. De pupillen moeten links en rechts hetzelfde zijn, evenals de kleur. Er mag geen vieze uitvloeiing uit de ogen komen en een dier mag niet met een oog knijpen. Een uitzondering is natuurlijk een slang die gaat vervellen. Daar worden de ogen in eerste instantie dof van. De neusgaten moeten schoon en droog en gelijk van vorm zijn. Er mag geen uitvloeiing of ‘snot’ te zien zijn. De bek moet ook schoon en droog zijn. Bij voorkeur kijk je ook in de bek waar je een mooie, meestal roze, binnenkant ziet zonder vlekjes, bloedingen, gele pus of brokken. Er mag ook niet veel slijm in de bek staan. Tenslotte kijken we naar de cloaca. Dat is de opening bij reptielen en amfibieën die drie functies vervult. Via deze opening, meestal geplaatst onder aan het achterlichaam, verlaat zowel de ontlasting als de urine (in de vorm van het witte uraat) het lichaam. Hiermee ‘poept en plast’ het dier. De cloaca wordt ook gebruikt voor de voortplanting, zowel voor de bevruchting of paring als voor het leggen van eieren of baren van levende jongen. De cloaca moet schoon, droog en goed gesloten zijn.
Tenslotte moeten de dieren regelmatig (en dat is voor elk dier anders) ontlasting produceren en deze moet normaal van vorm zijn. Diarree, bloed of zwarte verkleuring van de ontlasting hoort niet bij een gezond dier.